Stilte, een heerlijk woord, veel verlangd, maar vaak verstoord.

zondag 24 juli 2011

Stukje geschreven voor Het Geheugen van Almere

Naar de polder

Het land wordt leger en de mist begint langzaam op te lossen. De zon wint met de minuut aan kracht en bestraalt hier en daar al onbelemmerd het groen van de opdoemende weilanden.
Als een bloeddruppel die de opperhuid zoekt, kruipt mijn auto door steeds fijner vertakte weggetjes, op weg naar mijn nieuwe thuis. 
Zwermen vogels boven het verstilde water, de vernevelde silhouetten van de windmolens doen mij verrukken.
Een wat oudere vrouw in een groen joggingpak en witte sportslippers loopt eenzaam door mijn gezichtsveld. De broek van het pak spant onmogelijk strak om haar dikke benen en het jack staat zorgvuldig open voor een aanzienlijk decolleté. Ze beweegt als een gans, waggelend en met de kont naar achteren gestoken.
Dan verdwijnt ze.
Tientallen malen eerder heb ik de overgang naar dit nieuwe land in gedachten al gemaakt en denk zowat elke plek in de polder al te hebben gezien.
Maar nu ben ik thuis, echt thuis. Eindelijk bevind ik mij in gelukzalige eenzaamheid met de zo rustig en vertrouwd gestoffeerde natuur.
Zo zwanger is de polder van mooie plekjes, dat ik mij zoetjesaan afvraag waarom ik niet eerder ben gekomen.
MARTIN SCHUURMAN

maandag 18 juli 2011

De Val

In de Tour de France van 2011 wordt veel gevallen, heel veel gevallen.
Vanmorgen moest ik zomaar ineens denken aan kabinetten, die ook dikwijls vallen.
Neem nou het kabinet Balkenende. Vier keer is het onderuit gegaan.
De laatste keer was vorig jaar. Het was er die 20ste februari een perfecte dag voor. Er viel van die miezerige regen, fijne regen. Je werd er wel nat van, maar niet ontzettend sjacherijnig. Hollands weer. En meteen werd er op de televisie door menigeen getuigenis afgelegd, zoals dat gaat wanneer een kabinet is gevallen. De Donners, de Hirsch Ballins, de Klinks, allemaal kwamen ze weer aan bod en waren druk in de weer met de toewijzing van verantwoordelijkheden. Balkenende toonde dat hij toch in een hogere divisie speelt. ‘Komen is niet makkelijk, maar gaan is nog lastiger’, zei de toenmalige premier later op zijn persconferentie.
In de wandelgangen kwamen we ook Eurlings tegen en diens kwaaiigheid maakte een mallotige indruk. Balkenende zelf leek op een dorpsonderwijzer die verdwaald was in de grote wereld.
Van alle politici kwam Bos het meest verrassend voor de dag. Na diverse aanvaringen over de militaire missie naar Uruzgan met Balkenende, had hij nu de grootheid om onomwonden zijn bewondering uit te spreken voor het optreden van de premier.
Enfin, ik bleef maar kijken die dag en vooral wachten; wachten wat nog komen zou en intussen keuvelde Ferry Mingelen rustig door met studiogast Jan Terlouw en bediende Frits Wester per telefoon.
Het kabinet was gevallen en stond niet meer op.
Bij wielrenners ligt het toch iets anders. In de Tour vielen Hoogerland en Ten Dam, maar zij stonden op, stapten weer op de fiets en gingen gewoon verder.

maandag 4 juli 2011

Gershwin in blue


Ik kan me nog goed het moment herinneren dat ik voor de eerste keer in aanraking kwam met de muziek van George Gershwin.
Ik zat achter mijn werktafel op een bovenverdieping aan de Dusartstraat in Amsterdam. Ik was wat aan het schrijven. Af en toe werd mijn aandacht afgeleid door een koolmees op het balkon. Hij of zij pikte rond in de plantenbak. Ik overwoog of het misschien leuk zou zijn zo'n bal met vet op te hangen, maar ik verwierp het idee onmiddellijk weer. Beetje lullig.
Op de radio kwamen muziekklanken voorbij die mijn aandacht voor de koolmees deden verslappen en waarin ik vervolgens volledig weg zonk.
Het uitgevoerde bleek ‘Rhapsody in Blue’ te heten en werd vertolkt door het orkest van Mantovani. Het was gecomponeerd door George Gershwin vertelde een mannenstem mij.
Voor het eerst van mijn leven slaagde ik erin na afloop de titel en de uitvoerenden te noteren en daarna haastte ik me naar de muziekwinkel om een LP aan te schaffen.
Daags daarop was het zo mistig dat ik er de hele dag naar luisterde.
Vanaf dat moment ging ik mij verdiepen in het leven en werk van George Gershwin.

George Gershwin werd geboren uit Joods-Russische ouders in Brooklyn op 26 september 1898. Zijn interesse voor de muziek ontstond toen hij ongeveer tien jaar oud was. Zijn ouders hadden een piano gekocht en hij leerde zelf de grondslagen van de harmonie kennen en componeerde een aantal liedjes.
Later ging hij piano studeren, en werd dan in een muziekhandel aangenomen om de klanten demonstraties geven van de instrumenten die er verkocht werden. Gedurende zijn vrije tijd kreeg hij nog les in de harmonieleer bij de Amerikaanse componist Rubin Goldmark (1872-1936).

Zijn eerste liedje publiceerde hij op zijn 18de. Hij werd al snel bekend omdat hij regelmatig artikels schreef voor populaire weekbladen.

Toen hij 21 was, ging zijn eerste musical, ‘La-La Lucille’, in première en met succes. Ook het liedje ‘Swanee’ dat hij in dezelfde periode componeerde, oogstte veel bijval: er werden een paar miljoen exemplaren van verkocht. Hij ontdekte toen de rijkdommen van de jazzmuziek; waarvan hij zeer veel gebruik zou maken.

Maurice Ravel, aan wie Gershwin raad was komen vragen, had vrijwel onmiddellijk door dat Gershwin een uitzonderlijk talent had. Dat maakte hij in zijn antwoord ook duidelijk: ‘Ik heb u niets meer te leren’.

Maar zijn, laat ik zeggen, meer serieuze werken werden in eerste instantie niet naar juiste waarde geapprecieerd. Het publiek had geen hoge dunk van deze melodieën. Een uitzondering was wel ‘Rhapsody in Blue’ (1924), dat later nog verschillende keren werd georkestreerd door anderen, hoewel het werk aanvankelijk op heel veel kritiek stootte. Maar Gerswhin bleef liedjes componeren voor Broadway-producties en films, samen met zijn broer Ira die de teksten schreef. Hij heeft verschillende klassiekers op zijn naam staan. Hij schreef ook een pianoconcerto, waarmee hij hoopte op een nieuw succes, Concerto in F. Het nu alom bekende 'Porgy and Bess'; werd voor het eerst opgevoerd in 1935 voor een absoluut onverschillig publiek.

Tijdens het laatste jaar van zijn leven verbleef Gershwin in Hollywood om zich toe te wijden aan de filmmuziek. Hij stierf er op 11 juli 1937 aan de gevolgen van een hersentumor.



vrijdag 1 juli 2011

Dat waren nog eens verleden tijden


De Tour de France start morgen weer. Gedachten aan weleer komen even boven drijven.

De hele ouderen onder ons denken nog wel eens met weemoed terug aan August Reyers en Eugeen Flagey. Dat waren nog eens volkshelden. Jarenlang sijpelden hun avonturen van ieders lippen. Van dit legendarische duo staat elk detail uit het glorierijke verleden nog diep in hun gerimpelde geheugens gegroefd.

 Reyers: ‘Ja, we hebben samen wat barre tochten ondernomen. Weet je nog, Eugeen, onze eerste Tour?’
 Flagey: ‘Ach ja, 1906. Jij won die Ronde en ik kwam als tweede aan. De staart van het peloton arriveerde veel en veel later. Maar de meesten zijn nooit of nimmer aangekomen. Velen zijn onderweg moedeloos afgestapt en hebben bij gebrek aan vooruitzichten dan maar ter plekke een gezin gesticht. Het parcours was in die tijd nogal zwaar en ja, dan moet je natuurlijk puur op karakter kunnen rijden, anders geef je vroeg of laat op.’
 Reyers: ‘Er waren etappes die we bijna volledig stapvoets deden; de fiets in de ene hand en een bijl in de andere, om ons een weg te banen door het kreupelhout. En natuurlijk hoorde je dan wel eens verdacht geritsel in het struikgewas en vroeg je je af wat dat was. Je moest dan snel beslissen; gooi ik mijn bijl naar die ritselaar of niet? Want het kon een verslaggever zijn, maar ook een struikrover.’
 Flagey: Je moest ook maken dat je voor half september aan de voet van de Alpen stond. Dat gaf een enorm voordeel. Als je later kwam werd je klimatologisch gedwongen om te overwinteren aan de Azurenkust. Dat was dus de plek om een ontsnapping te forceren.’
 Reyers: ‘Zwijg mij van die Alpen, pure misere was dat! Het duurde dikwijls dagen voor je een geschikte gids had gevonden. Dat waren dan van die zwijgzame geitenhoeders die een centje wilden bijverdienen. Die nam je dan achterop de bagagedrager mee door het gebergte, anders verdwaalde je hopeloos. Neem bijvoorbeeld die kleine, felle Spanjaard Servessa.’
 Flagey: ‘Servessa? De razende renner?’
 Reyers: ‘Jaja, die! De Torero van de Tour! Welnu, die verdwaalde in de Pyreneeën. Acht jaar later werd Servessa toevallig gevonden door Baskische smokkelaars, mensenschuw en totaal verwilderd. Hij had willen vluchten, maar zijn baard zat verstrikt in zijn derailleur.’
 Flagey: ‘Zucht!’
 Reyers: ‘Al die jaren had hij van de gemzenjacht geleefd. Zijn behendigheid in de afdaling en de sprint kwam hem daarbij goed van pas. Met de fiets op de schouder beklom hij een hoge Pyrenee. Daar speurde hij met zijn arendsogen over de valleien. Als hij ergens een gems ontwaarde zette hij onmiddellijk de achtervolging in. Het ging soms zo snel dat hij zijn drinkbus moest wegsmijten, en dat betekende dan achteraf dagen zoeken in de wildernis. Twee-drieduizend meter dieper kwam dat ding pas tot stilstand. Maar goed, uiteindelijk viel die gems afgepeigerd naar beneden. Dan stak Servessa zijn armen zegevierend omhoog, stapte af en gaf het beest de genadeslag met zijn fietspomp.’
 Flagey: ‘En dat kon aankomen. Daar had hij voordien al heel wat pelotons mee uitgedund. Ik denk bijvoorbeeld aan de vlakke ritten van onze eerste Tour. Weet je nog, August?’
 Reyers: ‘1906! Ik heb die toen gewonnen met een comfortabele voorsprong van zes weken. Eugeen kwam een kleine zes weken later als tweede aan.
 Flagey: ‘En u gelooft het nooit, maar de staart van het peloton kwam pas aan in 1908.’