Stilte, een heerlijk woord, veel verlangd, maar vaak verstoord.

donderdag 20 oktober 2011

Gedachten

Ik loop met mijn hondje langs de lange bomenrij aan het Jan van Eyckpad. Zojuist was het nog mistig, maar nu is de lucht bijna blauw, de laatste flarden maken zich uit de voeten. Op het water drijven gele herfstbladeren.
Allerlei gedachten dwalen af. Naar vroeger, toen alles beter was en fotografen en cineasten een Nederland vastlegden dat voor eeuwig een ansichtkaart zal zijn. Naar het heden dat grimmig en vol en slordig is, naar de toekomst die gek genoeg schitterend kan zijn, want wie niet droomt, zal vroeg sterven. Naar een kind op een schommel, moeder die verderop lekker zit te lezen in het herfstzonnetje, naar een oud echtpaar op de fiets, hij met een landkaart op het stuur. Naar de Korreweg in Groningen waar ik ben geboren en de Ceintuurbaan in Amsterdam waar ik heb gewoond. Naar de walrus die door John Lennon werd bejubeld, naar Fanta met prik, naar de vakantie op Terschelling en een jeugd zonder zorgen.
Ik kuier intussen nog steeds langs de lange bomenrij en loop bij het viaduct richting De Hoge Vaart, naar de zon toe.
Aan de overkant ligt een groot verzorgingstehuis. Daar woont meneer de Jong, die ik ken van de wandelingen met zijn donkerbruine tackel. Hij woont in een kamer aan de straatkant. Hij is kaal. In de vensterbank staat een buste van Beethoven. Hij staat voor het raam en draagt een groene pyjama. Hij kijkt nergens naar, zijn hoofd hangt geknakt tussen zijn schouders.
Ik maak een groetbeweging met mijn hand, passeer hem in de schaduw en sla de hoek om, weer de zon in.
Bij de ingang van het verzorgingstehuis zit een oude dame in een rolstoel, hoewel, het is meer een soort bed. Naast haar zit een jongere vrouw, haar dochter. Zij heeft haar moeder naar buiten gereden.
‘Even in het zonnetje, mam.’
De dochter rookt een sigaret. Moeder is stevig ingepakt in dekens. Er komt een slangetje uit haar neus. De zon schijnt bijna door haar dunne, witte huid heen. Het kan de laatste keer zijn dat ze in de buitenlucht van de zon geniet.
Moeder en dochter.
De gedachten die afdwaalden, komen bij me terug en ik keer me om richting huis. 

dinsdag 18 oktober 2011

Almere Muziekwijk

De Louis Armstrongweg, de Duke Ellingtonstraat, het Ravelplantsoen, de alleraardigste straatnaambordjes kom je tegen als je door Almere Muziekwijk loopt.
Ik wandel door de Gershwinstraat en in een reflex tuimelt die tedere klarinetglissando uit de Rhapsody in blue mijn geestesoor binnen. De hectische dynamiek van een grote, bruisende stad, zo heeft Gershwin dat stuk indertijd bedoeld. In de Gershwinstraat daarentegen is het suizend stil. Geen levende ziel te bekennen, op een magere kat na die juist de hoek om glipt, het Chopinpad op. Bij gebrek aan echte muziek, al was het maar een draaiorgel, blijft Gershwin nadrukkelijk in mijn hoofd galmen.
Bij het slotaccoord van de Rhapsody ben ik aangekomen in het Muzenpark. Het ligt er mooi bij, in het jonge groen, maar het blijft rustig, heel rustig. Een negerkindje van een jaar of 3, in een braafgekraagd blauw jurkje, speelt zoet met een pop, terwijl haar ook al zo zondags geklede moeder een paar nieuwe, zwarte instapschoenen tevoorschijn haalt uit een tasje van ‘AXI-SCHOEN’. Ze trekt ze behoedzaam aan en kijkt bedroefd, alsof ze straks op die schoenen naar een begrafenis moet. Er waait een lege chipszak voorbij. Het meisje probeert hem te pakken, maar één boze blik van haar moeder brengt haar tot inkeer.
De Chinees in de Rimsky-Korzakoffstraat heeft ‘kip met ananas’ in de aanbieding. Tegen de pui staat een klein aziatisch jochie eenzaam tegen de wind in te mokken. Hij wil geen kip met ananas. Hij verveelt zich.
In de uitgestorven Bob Marleystraat loopt een blinde man me tegemoet. Je hoort het tikken van zijn stok in de stilte. Zijn lege ogen zijn wijd en puilend opengesperd, waardoor hij eruitziet alsof hij ergens doodsbang voor is. Probeert hij, tegen beter weten in, uit alle macht tóch iets te zien? Of hééft hij iets gezien, dat hem met blindheid heeft geslagen? Die onzinnige gedachte beklemt mij, terwijl ik mij voortbeweeg over de grauwe bakstenen in die oorverdovende, winderige stilte.

woensdag 5 oktober 2011