Stilte, een heerlijk woord, veel verlangd, maar vaak verstoord.

zondag 9 december 2012

De drie neuzen


Het 3tal had een raar
gevormde neus.
Zonder te verklaren.
Zo’n neus waar 
je wel naar
moet staren.
 
Het 3tal was zelf
van het
nieuwsgierige soort
die alles al wist
voordat een ander het 
had gehoord
 
Zou dat hun
neusvorm verklaren
omdat zij, zo is gebleken,
door hun  nieuwsgierigheid
overal hun neus
tussen wilden steken.

dinsdag 6 november 2012

Verhaal van de man in zijn midlife crisis

Laatst was de man boodschappen aan het doen bij een supermarkt bij hem in de buurt. Niets bijzonders. Dit komt wel vaker voor, maar dan valt er niets te melden. Deze keer wel.
De man ging afrekenen en zag dat er een nieuwe caissière was. Hij ging in haar rij staan. Ze was beeldschoon en met moeite probeerde hij haar niet met zijn ogen te verslinden. Ze had lang sluikend haar, het neigde naar rood, en ze droeg een grijze heupbroek, een wit, kort truitje. Op haar borstzakje zag de man dat ze Marscha heette. "Wat een mooie naam" dacht hij gelijk. Hij rekende af en Marscha vroeg " wilt u nog zegeltjes". De man hoefde geen zegeltjes.
Buiten gekomen keek hij nog eens achterom, quasi ongeïnteresseerd om een laatste glimp op te vangen van dat prachtige wezen. Ze zal hooguit een jaar of 19 zijn en hij voelde zich vreselijk schuldig. Schuldig dat hij onreine gedachten had door zo’n jong ding. Thuis kon hij aan niets anders meer denken dan aan Marscha van de supermarkt. Zijn vrouw merkte dat hij wat wazig voor zich uit zat te staren. "Wat is er toch met je," vroeg ze. "Niets, laat mij maar met rust, ik ben gewoon wat chagrijnig," antwoordde hij. Nu is hij doorgaans niet vaak chagrijnig, dus viel het op.
Die nacht had de man de wildste dromen over Marscha en hem. Zo ging hij met haar naar een romantisch restaurant en naar de film. Het was in zijn droom geweldig en shit (door zijn bedrog) tegelijkertijd. De volgende dag zat de man de hele dag aan Marscha te denken, ze begon hem helemaal in beslag te nemen. Hij wist zich gewoon geen raad, Hij moest en zou weer naar de supermarkt, hij wilde haar weer zien. Tegen het eind van de middag vroeg hij aan zijn wederhelft "Moet je nog op boodschap?" "Nee hoezo?" was haar respons. "Niets, zo maar, ik wil nog wel wat drop", "Nou dan ga je toch zelf even!" zei ze terug.
En daar ging hij dan, maar zijn Marscha was er niet, schijnbaar werkte ze alleen in de avondtijd.
De hele week bleef de man proberen om naar de supermarkt te gaan, zijn vrouw vond het wel wat raar, maar was blij met zijn bereidheid om boodschappen te doen.
Drie keer die week zag de man Marscha, maar durfde niets tegen haar te zeggen. Ze glimlachte naar hem en hij wist het bijna zeker, ze voelde een connectie tussen elkaar. De manier waarop ze keek, hij smolt helemaal weg.
Thuis gekomen voelde hij zich een klootzak, gewoon om zijn gedachten en om wat hij ermee deed. ‘s Avonds kroop hij tegen zijn vrouw aan om als twee lepeltjes in slaap te vallen. Hij met zijn gedachten over Marscha en zij? Nee, zijn vrouw wist het niet, maar hij was hevig verliefd geworden op een caissière van de supermarkt.
Die avond ging hij weer naar de supermarkt, dit keer zou onze hoofdpersoon wat tegen zijn geliefde Marscha zeggen. Ja, tegen de voor hem veel te jonge vrouw waar hij in zijn gedachten al tig keer de liefde mee had bedreven.
Daar stond hij in de rij, zijn hart klopte in zijn keel, hij voelde zijn mond droog worden. "Rustig vanavond?" stammelde hij "Ja, inderdaad, moet u ook zegels?" zei de caissière met een lieve blik in haar blauwe ogen. "Ja doe maar". Even later stond de man weer buiten en vond zichzelf een lafbek. Nu goed, ze zal het vast niet gemerkt hebben. De man weerde die gedachte en ging huiswaarts al waar zijn vrouw zei "en was ze er?" "Hoe bedoel je?" gaf hij als antwoord. "Nee, niets grapje" zei ze.
Toen Marscha thuis kwam, zag ze dat haar vriend de tafel al had gedekt. "Hé hoi, hoe was je dag?" vroeg hij, "ging wel". "En was die kerel er weer, die zo verliefd op je is?", " O die, ja hij was er weer, de ziel.

zaterdag 27 oktober 2012

Koekje van eigen deeg

'We wensen niet verbonden te worden met deze door en door verrotte wereld', zei de heer Bruggink van Rabobank na het stopzetten van de sponsoring van de wielerploeg.
Loffelijk streven wellicht. Conclusie derhalve: stoppen met bankieren.

woensdag 17 oktober 2012

Blauwe rivier

De rivier vervolgd zijn weg
al sinds vervlogen tijden
met aan zijn oevers bos
en dan weer groene weiden.

Hij doorsnijdt het landschap
langs dorpen en door steden
schittering op het heldere blauw
en allemaal met een rijk verleden.

We zijn zo vaak als de rivier
die soms buiten zijn oever treedt
met momenten van geluk en plezier
en dan weer overspoeld met leed.



zondag 14 oktober 2012

De Thuja Occidentalis Brabant

In de tuin van de familie Dingemans staat een conifeer. Een Thuja Occidentalis Brabant. Hij staat daar al zolang wij naast hun wonen. Mijnheer Dingemans heeft mij dikwijls aanbevolen om ook zo’n conifeer in de tuin te planten. ‘De Brabant is winterhard en resistent tegen winterse omstandigheden,’ zei hij dan. ‘De Brabant is ook groenblijvend en behoudt vrijwel alle naalden, is snelgroeiend (gemiddeld 25 à 30 centimeter per jaar) en is niet kieskeurig als het gaat om de ondergrond waarin hij gepland wordt’.
Afijn, het is er nooit van gekomen en inmiddels is de familie Dingemans verhuisd en is er een jong stel komen wonen. Lubbert en Hannie. Al gauw kwamen zij zich even voorstellen.
Ik had de deur nog niet open gedaan of Lubbert zei: ‘Ja, ik ken u. U komt dikwijls bij ons in de winkel’.
Zijn gezicht kwam mij niet direct bekend voor, dus vroeg ik waar hij werkte.
‘Bij Expert’.
‘Dat zou best kunnen’, want daar loop ik zo heel af en toe wel eens naar binnen’.
We maakten een praatje in onze woning en zij waren belangstellend hoe wij het huis hadden ingericht. Toen hij de televisie zag staan zei hij zo langs zijn neus weg: ‘Die heeft u bij ons gekocht, ik herinner het me nog’.
Ik liet Lubbert in die waan en we gingen naar onze tuin.
‘Dit ziet er beter uit dan hiernaast. Daar heb ik nogal wat werk aan. Weet u trouwens wat voor conifeer er bij ons staat? Ik ben gek op coniferen, weet u, maar ik vergeet altijd die dekselse namen.’
‘Dat is een Thuja Occidentalis Brabant’, zei ik vol trots. ‘Dat kun je zien aan de lichtgroene kleur. Is hij donkergroen, dan is het de Thuja Plicata Excelsa’, vervolgde ik.
‘De tuin is overigens mijn laatste zorg’, zei de jonge buurman. ‘Eerst moet de zaak binnen in orde zijn, maar ik zou toch wel willen weten hoe je zo’n boom moet snoeien, moet onderhouden’.
‘Veel is er te vinden op internet, maar een belangrijke regel is, dat je voordat de winter aanbreekt weer moet snoeien, zo in september en zorg ervoor dat je nooit dieper snoeit dan waar nog groene twijgen zitten’.
‘U schijnt er toch wel wat van te weten’, zei het Expertmannetje. ‘Misschien zou u het wel voor me willen doen’.
‘Nou nee, ik ben niet zo deskundig als het lijkt, maar mocht je er niet uitkomen, vraag het dan eens bij de kwekerij’.
Toen ze weggingen keek hij nog even naar de koelkast. ‘Ha, ook van Expert?’
‘Ik denk het niet’, zei ik eerlijk. ‘Het is al wat jaren geleden. Ik zou niet weten waar we deze gekocht hebben’.
‘Toch zie ik u veel in onze winkel, dus er moet vast wel iets zijn wat u bij ons gekocht hebt’.
Ik dacht lang na, maar kon me echt niets herinneren.
‘Weet je wat het is Lubbert’, zei ik tenslotte. ‘Het is net als met die conifeer. Expert geeft inderdaad vaak goede informatie, maar voor de aanschaf van een apparaat gaan we meestal naar een andere firma’. 

maandag 8 oktober 2012

Eenzaam

De eenzame man kijkt naar de klok,
de uren gaan voorbij.

Hij kijkt opnieuw naar de klok
‘De klok tikt alleen voor mij.’

De tikken zijn onstuimig
en doordringend wild.

Met elke tik dat hij hoort
heeft hij weer tijd verspild.

zaterdag 29 september 2012

Ronde van Lombardije (Il Lombardia)



De herfst verschijnt
De renner verdwijnt

Hij voelt zich als de herfst
Verandering

en op laatste krachten
Hij die langzaam afsterft

Op weg naar
eindeloze koude nachten.

vrijdag 21 september 2012

Herfst

Dikke druppels vallen 
uit de grijze hemel. 
Langzaam glijden 
sommigen 
langs het gladde raamoppervlak 
naar beneden. 
Het is een
treurig gezicht.
De boom
die boom staat te zijn,
begint kaal te worden.
Een blad valt
naar beneden,
op de grote hoop
met bladeren,
die aan de
voet van de boom ligt.
Arme oude boom.
Zo gaat het,
elk jaar opnieuw,
wanneer de herfst
zich weer aandient,
zodat alle bladeren moeten vallen
en dat ze in de lente
opnieuw aangroeien.
Maar als jongen
dacht ik dan bij mijzelf:
probeer dat
alle kale mensen
maar eens uit te leggen,
die in de lente
jaloers gaan snoeien,
omdat de bomen
weer blaadjes hebben
en hun eigen schedel
nog even behaard is
als een
kale krokodillenreet.

zondag 16 september 2012

Drenthe

Ik rij over Drentse wegen.
Tussen oude bomen
wapperend wasgoed.

Een kalfje met de moeder
Hoogspanningskabel
Boerderij onder aan de dijk.

Trampoline springen
Stemmen van kinderen
Lichte huiver.

Zonsondergang.
Kleurt de bladeren
van de beukenhaag.

Boontjes netjes uitgeteld
in met de schoffel gemaakte gaatjes
Langs een gespannen touwtje.

Stilgroen de vijver
voor de statige boerderij
aan mijn Drentse weg.

Onbezwaard
betovert een kastanjeboom.
Het is een oude ansichtkaart.



Enkele tips voor eten op het Drentse boerenland

1)  Omelet met Tomaat:  Bak een omelet. Doe er een tomaat bij.  
2)  Boterhammen met Corned Beef:  Koop een brood, laat het snijden. Koop boter. Smeer de boterhammen. Koop een blik corned beef. Maak het voorzichtig open. Eet de inhoud op, samen met de boterhammen.  
3)  Biefstuk Frites Bij Iemand Anders:  Bel iemand op. Vraag of ze bij hem/haar vanavond biefstuk frites eten. Zo ja, ga er dan naartoe. Eet mee. Veel.  
4)  Gewonnen Brood:  Doe mee aan een loting op de Bellemarkt. Win een brood.  
5)  Pilchards met Bruine Bonen:  Zoek een boer of boerin op. Tracht met een smoes in zijn of haar proviandkast te mogen kijken. Daar staan ze, garantie: twee dozen pilchards; twee dozen bruine bonen. Goed voor zeker acht man.  
6)  Kaas van ' Les Doigts de Pieds ' :  Koop sandalen en leer je bukken. Prima bij een koppige Beaujolais.  

zaterdag 15 september 2012

De jazzpianist

Sigaretten en whisky, 
een dronken kroeg,
vingers van de jazzpianist
martelen vol
gedrevenheid de toetsen.

en de tintelende sounds
van jazz en blues dwepen 
zacht in varianten.
octaven jagen in de
rokerige beelden op klanken.

zondag 12 augustus 2012

Mooie momenten

Een mooi moment tijdens de afgelopen Olympische Spelen moet wel de paar seconden zijn geweest waarin de zwemsters Ranomi Kromowidjojo en Marleen Veldhuis zich na het aantikken omdraaiden naar het scorebord en met enige vertraging ontdekten wat wij al wisten: dat ze op de 50 meter vrije slag goud en brons hadden gewonnen. Ze lagen in het water en ze waren blij. Een bescheiden, rustige, ja, zelfs een beetje intelligente vreugde ontvouwde zich daar in het water. We zagen een gespierde rug en een gelukzalig kopje dat zich in de beschutting tussen schouder en wang even onbespied moet hebben gewaand, zo onbekommerd ging het eraan toe.
Hierna namen ze weer even afstand van elkaar, keken zij nog een keer naar het scorebord en konden we de gezichten nogmaals zien openbreken.
Jojo en Veldhuis lagen in het water en ze waren erg blij.

Nog een heel mooi moment:
Nederland sidderde bij de rekoefening van Epke Zonderland.
‘Dat is één, dat is twee, dat is drie, jawel, hij heeft het geflikt, drie vluchtelementen op een rij’.
We hoorden de tv-commentator uit z’n dak gaan.
Nederland was in volle verrukking.
Onvergetelijke sporthistorie.
Epke, dank je wel!

dinsdag 24 juli 2012

Zomergasten

Televisie en warm zomerweer blijft een moeilijke combinatie. In het publieke omroepland betekent het vooral tijd voor herhalingen, niet in de laatste plaats omdat ook een groot deel van het personeel in Hilversum graag met zomerreces gaat. En veel mensen zijn er niet nodig om voor de zesde keer een Indiana Jones film uit te zenden. De houding van omroepen en publiek met betrekking tot zomertelevisie versterken elkaar: omroepen rekenen op weinig publiek en zenden veel herhalingen of slechte produkties uit, het publiek weet dit en als het al besluit te kijken, zal het aanbod weinig motiverend werken om de rest van de avond te blijven zitten. Het kost zelfs de betere `couch potato' weinig moeite om in de zomer te kiezen voor alternatieven als terrasje pakken of in het park liggen. Tv en zomer is een beetje een uitzichtloze situatie. De enige `troost' is dat het winterseizoen vaak nagenoeg even slechte programma's biedt als dat er tijdens de zomerstop te zien zijn.
Het VPRO-synoniem voor herhaling luidt Zomergasten. Afgelopen zondag opnieuw gestart onder begeleiding van Jan Leyers, een Vlaming.
Zomergasten kent een formule die snel uitgehold dreigt te worden. Uitzendingen die drie uur duren, gevuld met uitsluitend herhalingen en dat dan nog eens overgoten met snobistisch commentaar - het lijkt tegen alles in te druisen wat tv aardig kan maken. Dat het toch het aanzien waard blijft, komt doordat er slechts vijf afleveringen per jaar zijn. Bij vijf blijft het net leuk.
Een belangrijke permanente zwakte aan de formule is de keuze van een, laten we voor de verandering eens zeggen, een intelligente presentator. Aangezien de gasten ook doorgaans niet volstrekt onwetend zijn, levert dat eigenlijk geen goede gesprekssituatie op. Het ontaardt dikwijls in een beetje vermoeiend getouwtrek, net zolang tot beiden hun mening en kennis over het onderwerp hebben getoond. Regelmatig zijn gast en presentator dusdanig koppig dat de gesprekken zich gaandeweg steeds meer richten op het relativeren van elkaars mening. Voor een kijker kan dat bij tijd en wijle flink vervelend zijn. Persoonlijk wil ik doorgaans gewoon graag de fragmenten zien, een korte toelichting waarom ze uitgekozen zijn en wat de betekenis voor hem of haar is. En dat is genoeg. Om dit te bereiken is het zaak een presentator te kiezen die zonder vermoeiende toelichtingen of pretentieuze uitgangspunten gewoon vraagt:`Wat maakt dit fragment bijzonder of interessant?' De presentator moet drie uur lang een ondergeschikte rol kunnen en blijven spelen. Slechts enkelen kunnen dat. Bij Leyers lukte het soms maar zeker niet altijd. Het wordt wellicht tijd voor een presentator die wat minder diep in het milieu van de intelligentsia geworteld zit en wel goed kan interviewen. Eva Jinek bijvoorbeeld voldoet naar mijn smaak aan dit profiel.
De lol aan de formule is natuurlijk ook dat iedereen er een mening over heeft. Gesprekken waar je veel van verwacht, blijken volkomen te mislukken of juist het omgekeerde gebeurt. Soms bloedt het dood, soms ontstaat er vuurwerk. Het programma blijft wat dat betreft verrassend, en dat is wellicht de grootste drijfveer om toch te kijken. Je weet nooit helemaal waar het op uitdraait. Zo kan ik mij nog levendig herinneren hoe Jan Mulder na een uur of drie Peter van Ingen zo spuugzat was, dat ie dreigde het decor af te breken. En met `decor' doelde Mulder ook op Peter van Ingen zelf. Ik wacht ook nog steeds hoopvol op de eerste zomergast die het halverwege de avond voor gezien houdt en opstapt. Teneinde de kans hierop te verhogen, moet speciaal voor lichtontvlambare gasten misschien toch Freek de Jonge nog een enkele keer van stal gehaald worden.
Met dergelijke taferelen in het vooruitzicht, ben ik ieder jaar best bereid enkele zomerse avonden op een terrasje op te offeren.

maandag 23 juli 2012

maandag 16 juli 2012

Het wielerverhaal van oom Arie

Oom Arie had een droom: hij wilde een hele grote wielrenner worden. 
Tja, mijn oom Arie.
Hij maakte dikwijls een verkouden indruk. Zijn neus, waarop een klein rond brilletje, stak rood af bij zijn gezicht. Hij droeg meestal jeans, een coltrui, een jack en gympen. Hij had een vlassig snorretje. Hij was rond de twintig en stopte al zijn tijd in het fietsen.
Eigenlijk moest oom Arie de haring schoonmaken die zijn opa op zee had gevangen. Maar met haring kaken zou hij nooit in de voetsporen kunnen treden van Jacques Anquetil, Federico Bahamontes of Wim van Est. Dus was oom Arie - meer dan opa lief was - op de weg te vinden. Door weer en wind van Groningen via Hoogkerk door het Westerkwartier naar Zuidhoorn, weer verder oostwaarts richting Aduard, en weer terug via Adorp en Zuidwolde.
Tijdens wedstrijden stond een andere oom, oom Jan, langs de kant, met een paar volle bidonnen en een reservewiel. Koersen winnen wilde nog niet echt lukken, maar oom Arie wist dat de dag ooit zou komen dat hij zou zegevieren.
En toen kwam de grote dag: het Kampioenschap van Groningen. Wat wás oom Arie die dag in grootse doen. Er leek geen maat om hem te staan. De zon scheen en het was ook nog zondag. Een betere combinatie is er niet. Oom Arie zat mee in de goede ontsnapping en plaatste een beslissende demarrage op 10 km van de meet. De laatste kilometer van het traject liep langzaam glooiend omhoog en werd aan weerszijden geflankeerd door beukenbomen, een stuk of zestig in totaal. Het zijn forse beuken, met machtige kronen die zomers lommerrijk over de weg spannen en waarvan ’s winters de takken met elkaar verstrengelen. Oom Arie had echter geen ogen naar de imposante bomen. 
Juichend kwam hij als eerste over de finish. Nat van het zweet. Het leek wel of ik vloog!” zou hij later zeggen tegen oom Jan.
Toch is de naam van oom Arie nooit in de wielerboeken gekomen. Arme oom Arie.
Na afloop van de wedstrijd moest hij een plasje inleveren. Toen al inderdaad. En in dat plasje zaten dingen die je in een boterham met pindakaas niet terug zult vinden.
Oom Arie is geen profwielrenner geworden. Maar zijn opa opvolgen als visser, nee, dat paste niet bij hem. Hij ging werken op booreilanden over de hele wereld, trouwde met een Portugese, en verdiende veel geld.
Maar alles ging snel met oom Arie: zijn wielerloopbaan, zijn huwelijk en ook zijn verdiende geld. De laatste keer dat ik hem zag was in het Stadspark. Het regende die dag. Niet zo’n beetje ook. Het water stortte uit de lucht. Het waaide ook. Windstoten raasden door het park.
Oom Arie zat op een bankje onder een afdak. Met een paar andere mannen en met een papierprikker onder handbereik. Wachtend tot het droog zou worden.

zondag 8 juli 2012

Zomer

Het was warm de afgelopen week, heel warm. Mei en juni verliepen fris en regenachtig, en dan staat ineens de zwoele warmte in je tuin of op het balkon, het zonnescherm moet worden uitgerold, de ramen tegen elkaar open, tot in de avond, als zich de muggen melden, de eerste van dit jaar.
Je voelt je een vreemde in je eigen huid, je wordt overvallen door de zomer. Er is je een metamorfose aangedaan. Je loopt, ontbloot in je nog winterse vel, op straat het zonlicht tegemoet. Je knippert wat met je ogen, als een wezen die lang ondergronds heeft geleefd. In je lichte kleding – maandenlang heb je zwart, grijs of donkergroen gedragen – zijn nog de kastvouwen te zien.
In Zuid-Europese landen is men altijd gekleed op de warmte, de overgang verloopt er geleidelijk. Stijl gaat er voor comfort. Hier valt de zomer ineens over ons heen en worden kleren van lijven gerukt, er is een bezeten verlangen naar ontbloten. Je staat besluiteloos voor je kledingkast en voor de spiegel sta je je nog ontklede lichaam te keuren.
Aarzelend haal je een korte broek uit de la, trekt deze aan, witte benen steken er onderuit en alles eindigend in lelijke voeten, die je in slippers steekt.
Ja, een vreemde in eigen huid. Buiten de zwoele, drukkende warmte, binnen de genadeloos uit alle systeemplafonds blazende airco. Je flipflappert op je slippers door het huis en kijkt even op straat. Je ziet ze voorbij komen, de ongelukkigen, met rood bezwete gezichten, plakkende grote T-shirts en driekwartleggings. De hitte ingesmeten.

vrijdag 22 juni 2012

Strawberry Fields Forever

Deze Beatles clip werd opgenomen in januari 1967 in Knole Park (bij Sevenoaks in Zuidoost Engeland). De Zweed Peter Goldmann regisseerde de clip.


Er zitten verschillende visuele effecten in de Strawberry Fields Forever video, zoals stop-motion animatie, achterstevoren gespeelde filmbeelden, negatiefbeelden, onverwachts van dag naar nacht springende beelden en de Beatles die verf over een piano gieten. De clip werd samen met die voor Penny Lane (=minder) door het New Yorkse Museum of Modern Art geselecteerd als twee van de meest invloedrijke muziekvideo's van de late jaren 60. Beide clips werden voor het eerst in Amerika uitgezonden begin 1967 in Liberace's show 'Hollywood Palace'.
 
Strawberry Fields Forever (van het album Magical Mystery Tour) verwijst naar Strawberry Field, een kindertehuis in Liverpool, waar John Lennon als kind vaak in de tuin speelde. Lennon schreef de eerste, simpelere versie van het nummer in 1966 voor de film 'How I Won The War' van Richard Lester.

donderdag 21 juni 2012

Het Oranjegevoel

Ken je die mop van die man die naar Charkov zou gaan? Ja, hij zou gaan deze keer. Het Nederlandse voetbalelftal speelde er een belangrijke wedstrijd bij het EK.
Hij had zich om 04.00 in de ochtend bij Schiphol gemeld. Hij was er niet alleen. In de vertrekhal hielden zich reeds grote groepen mensen in uitzinnige oranje uitdossing op. Tussen de leeuwenpakken, de oranje smokings, de klomphoeden en een enkel Bavaria jurkje had Transavia hem stoel 31c toebedeeld. 
Voor hij aan boord ging, at de man nog een opgewarmde panino mozzarella en worstelde met de draden van de gesmolten kaas.
Na het nuttigen betrad de man de tunnelvormige slurf  tussen de terminal en de Boeing.
Zwijgend zat hij op stoel 31c, een tijdje, terwijl de buis zich tot op de laatste plaats vulde met oranje. Hij haalde diep adem en richtte de blower op zichzelf in de hoogste stand.
Drie uur in dit stoeltje. De man voelde een paniekgolf in zich opkomen en probeerde zich af te leiden door een krant open te slaan. Maar de paniek golfde nu werkelijk door hem heen. Hij sloeg in snel tempo de bladzijden van de krant om en alles vloog hem aan: de buis, het oranje, het voetbal.
Resoluut stond hij op, zei tegen een steward dat hij weer van boord zou gaan. Er kwam nog een purser aan te pas, het woord claustrofobie viel. Ja, zei de man, hij had het benauwd, maar vliegangst was het niet.
Hij pakte zijn tas en liep door het gangpad terug naar de uitgang. De crew keek hem verwonderd na. De slurf was reeds begonnen met inkrimpen. De man stond een ogenblik naast de grondstewardess die hiermee bezig was en in hem begon het verdriet te groeien dat met het klimmen van de jaren ook zijn wereld krimpende was. 

maandag 18 juni 2012

Koning Oranje is dood

Het Nederlands voetbalelftal is na drie verloren partijen uitgeschakeld bij het EK. Historisch en roemloos is het ten onder gegaan.
Er blijft nu alle tijd en rust over voor bespiegelingen. Wat zullen wij Nederlanders ons verder nog te sappel maken over het verdere verloop van het toernooi.
Er heeft zich eigenlijk een voordeel ontwaard: zonder alle Oranje poespas is het EK nu eigenlijk best ontspannend. Lekker achterover met een biertje af en toe eens kijken en ondertussen ook een beetje het andere nieuws weer volgen, want dat leefde veelal in de schaduw van alle Oranje tamboer.
Op de Nederlandse buis is er nu hopelijk ook een eind gekomen aan de veeltallige, vervelende reclamespotjes, die met een hoop pandoer de hoop naar betere tijden leven probeerden in te blazen.
Koning Oranje is dood, hij leefde te kort en te ongelukkig.

vrijdag 8 juni 2012

Multiculturele samenleving

Ik slenterde over de markt in Venlo toen ik werd aangesproken door een vrouw die een opengeknipte plastic zak van de Schiphol tax free shop als een kapje om haar hoofd droeg (het was zonnig en droog, het had geregend) en mij lijzig vroeg ‘om een eurotje voor een bosje bloemen’. Ze stonk naar pisbak. Ik had geen eurotje en als ik er wel een had gehad had ze die niet gekregen.
Ik belandde bij de viskraam waar een moddervette man tegen de verkoper blafte: ‘Ik moet een goeie, verse vis hebben. Maakt niet uit wat, als hij maar niet zo’n sjagrijnige rotkop heeft.’ De uitbater wees zonder aarzelen een moot kabeljauw aan, waarop de dikke man goedkeurend knikte. Naast hem stond een vrouw in een met gouden lovertjes bestikte harembroek die op urgente toon tegen een pikzwart kleutermeisje sprak:’En ik ben dus een halve Chinees hè!’ Het kind keek geschrokken om zich heen. Aan de vrouw, plomp en vaalblond, was overigens niets Chinees te bekennen.
Ik liep verder en aangekomen bij de groentekraam hoorde ik een mannenstem: ‘Wanneer kom je eens bij me eten?’ Een vrouw naast mij keek verrast op en glimlachte aarzelend. Het was een man van Noordafrikaanse afkomst. Lang, jongensachtig slank op het tengere af. ‘Ik ga Marokkaans voor je koken, oke?’ Hij lachte een stralend wit gebit bloot, met één hoektand die een beetje scheef stond. De vrouw dacht een ogenblik na. ‘Mag ik je nummer? Dan kan ik er even over nadenken.’ Zijn lach verstarde. Je zàg hem denken: ‘Als ik een blonde Hollandse jongen was geweest had ze het wèl gedaan.’ ‘Ik heet Mohammed’, zei hij met nauw verholen spot, terwijl de vrouw zijn nummer opschreef. ‘Mohammed, je weet wel, zoals wij allemaal heten…’
En weg fietste hij. Weg van de markt, een centrale plek in onze multiculturele samenleving.


donderdag 7 juni 2012

Boodschappenlijstje


Ook tijdens mijn verblijf in een vakantiehuisje ontkom ik er niet aan, het boodschappenlijstje.

350 gram kipfilet
225 gram sperziebonen
700 gram krielaardappeltjes
en nog een pakje boter

Dit lijkt zo op het eerste gezicht
een doodnormaal boodschappenlijstje.
En,
dat is het ook.

zondag 13 mei 2012

Veel geld

Afgelopen week zag ik op televisie een ouder echtpaar in een vakantiehuisje dat 811.000 euro had gewonnen. Dat is veel geld.
Voor ze samen op hun bankje plaatsnamen, op last van de presentator (ze zitten nooit samen op hun bankje, daarvoor is het eigenlijk niet groot genoeg), moesten nog even het pakje shag en de kruiswoordpuzzel opzij gelegd worden. Hij was 61. Zij zal niet veel jonger zijn geweest.
Alles aan deze scène was troostrijk, de sobere aankleding van het huisje, de veel te felle lamp naast het verschoten bankje, waarover een vaal dekentje lag, de kleinkindertekeningen aan de wand, buiten de heg, het stukje gazon, de droogmolen en de witte plastic tuinstoelen. En de terloops onthulde wetenschap dat het bezit van dit huisje een droom van het echtpaar was.
Ze zoenden elkaar bij wijze van felicitatie, in opdracht van de presentator. Vier stijf op elkaar geperste lippen - ze zoenen elkaar al lang niet meer, het was eruit gesleten. Zij veegde na de koude kus met de rug van haar hand even kort langs haar mond.
Ze zaten tegenover het televisietoestel waarop ze zelf live te zien waren, de presentator had alleen het geluid even uitgezet. Ze keken naar zichzelf. Naast het toestel stond de cameraman die hen filmde.
Zij kon niet veel meer uitbrengen dan ‘ik krijg hartkloppingen’ en ‘ik schrik me een ongeluk’, de presentator kneep haar stevig in de bovenarm. Hij zei dat hun leven vanaf dit moment zou veranderen. Er rolden tranen langs haar brillenglazen. Ze was meer overweldigd dan blij.
De toekomst van het echtpaar in het vakantiehuisje had ineens meer toekomst dan verleden. Ruim acht ton te besteden. Als je in haar verschrikte ogen keek was niet het verleden maar de toekomst tot last geworden.

vrijdag 27 april 2012

The voice of an angel - my one and only Annette Hanshaw (1901-1985)



Is het eigenlijk niet opmerkelijk dat deze zangeres, die nu nog steeds herinnerd wordt door een handjevol fans, niet genoemd wordt in de grote jazznaslagwerken zoals de 'New Groove Dictionary of Jazz', noch in handboeken als 'Early Jazz' en 'The Swing Era' van Gunther Schuller, of Alyn Shipton's 'A New History of Jazz' of het boek van Linda Dahl, speciaal over vrouwen in de jazz, getiteld 'Stormy Weather, the Music and Lives of a century of jazzwomen'. Gelukkig wordt ze wel genoemd in Richard M. Sudhalter's 'Lost Chords'.
De carriere van Annette Hanshaw was relatief maar kort - erg kort eigenlijk - ze stond maar een jaar of acht in de schijnwerpers totdat ze in 1934 plotseling van het toneel verdween. In dat jaar trouwde ze met haar ontdekker en producer Herman 'Wally' Rose.
Dat ze niet in allerlei jazznaslagwerken genoemd wordt komt omdat ze geen echte jazzzangeres was, al had ze daarvoor alle capaciteiten in huis. Ze was eerder een 'pop' ster, zoals Ruth Etting, Lee Wiley en Mildred Bailey. Wie Hanshaws platen kent herinnert haar ongetwijfeld aan haar herkenningskreet, dat ze altijd uitriep aan het eind van elk nummer: That's All! 

Annette Hanshaw werd, als 25-jarige jonge vrouw, ontdekt op een feestje waar ze wat zong. Toevallig was daar ook Herman 'Wally' Rose, de Musical Director van Pathé Records. Ze was geboren in New York City in 1901 en had zich ontwikkeld tot een mooie, zij het wat naïeve en verlegen introverte persoonlijkheid - een flapper wife noemden ze in de jaren twintig zo'n modieus geklede moderne jonge vrouw. In de 'Pocket Dictionary of American Sang' wordt het begrip omschreven als: The popular female type of the 1920s – een Helen Kane-type a la Betty Boop karikatuur.
Ze was uitgenodigd door Herman Rose om testopnamen te maken voor Pathé. In de studio zong ze een medley van populaire 'hits of the day' en begeleidde zichzelf aan de piano. Aan het slot van de eerste test hoor je haar uitroepen: 'Have you that? Oh I know but I'm not doing well. I'm all shivering, Mister....' en dan noemt ze de naam van de geluidstechnicus. Bij de tweede test eindigde ze spontaan en opgelucht met de historische woorden That's All!, zich wederom niet realiserend dat de opnameapparatuur dit ook registreerde. Iedereen was enthousiast en haar slotkreet bleef haar afsluiting.


   

vrijdag 20 april 2012

Komt u maar

Vanochtend zat ik in de wachtkamer bij de tandarts. Ik zat er op een houten tweepersoons bankje in een vrij krappe wachtruimte met in de hoek een vingerplant. Een man die eruit zag als een taxichauffeur bladerde wat in een gratis krantje en een stelletje zat hand in hand; af en toe lieten de handen elkaar los en werd er gestreeld.
Twee minuten na mij arriveerde een vrouw in een rolstoel en werd voortgeduwd door een broeder. ‘Zo, we zijn er’, riep deze, terwijl hij de rolstoel in zijn rem zette. ‘We zijn er, mevrouw Lips’, herhaalde hij hard. ‘Hier moet u wachten, dan komen ze u straks halen.’ Zijn olijke blik scheerde langs de overige wachtenden. ‘Wie komt me halen?’ klonk het vanuit de rolstoel. ‘De assistente van de tandarts, mevrouw en zij zal u verder helpen. Nou, dan ga ik nu maar even naar de apotheek hè? Als u klaar bent, kom ik u halen en naar de taxi brengen. Goed? Snapt u het?' De oude dame knikte. ‘Nou, daaaaag! Sterkte!’ En weg was de broeder.
Mevrouw Lips zag er nog goed uit. Haar grijze haar zat onberispelijk, er hing een blauwe glans overheen. Ook droeg ze nette schoenen, een keurige jurk en een korte bontjas. Aan een gouden ketting hing een bril die op haar machtige boezem heen en weer deinde. In beide oren had ze een gehoorapparaat. Haar tas had ze op schoot. Ze keek de overige wachtenden een voor een nieuwsgierig en vriendelijk aan. Ik knikte haar even toe, de anderen niet.
En wat vaker geschied in een wachtkamer geschiedde ook nu.
‘Mijnheer Schuurman, komt u maar!’
De stoel ging omlaag. Ik voelde me ineens enorm nederig en was stellig in de overtuiging dat alle tandartsen een zeer schoon en rimpelloos leven moesten leiden.
Ik verbaas me er overigens elke keer over dat deze mensen hun geld willen verdienen met het in de monden kijken en wroeten bij mensen.
Afijn.
'Ik doe nu wat vaseline op uw lippen want de plak op uw tanden wordt straks paars, en dan zou uw mond ook paars worden'. Vervolgens pakte de man een spiegeltje terwijl hij met zijn vingers mijn vaselinelippen opzij drukte. Een monddoekje en latex-handschoenen zijn verplicht. 'Ja, ik zie het, daar is het nog paars,' hoorde ik hem zeggen. 'Mijnheer Schuurman, uw tong zit in de weg. Ik kom er haast niet bij. Ik moet er even een assistente bij halen'.
'Wat is er toch mis met mijn tong?' vroeg ik me beschaamd af. Er kwam een blondharige, knappe dame bij. 'We hebben hier weer een neurotische patiënt,' hoorde ik haar denken. Ze pakte geruststellend mijn hand vast. Haar vochtige latex gleed langs mijn vingers heen en weer. Een geklemde, ritmische beweging. Na een paar minuten vertrok ze en alles leek voorbij. Maar ze moest terugkomen. Ik hoopte dat ze weer mijn hand vast pakte en krampachtig greep ik in de stof van mijn broek. Ze deed het. Dit keer duurde het langer.
'Wat een eigenwijze tong heeft u,' zei ze lachend. Voor de eerste keer in mijn leven vond ik het leuk om op een tandartsstoel te liggen. Maar uiteindelijk vertrok ze weer en ook ik mocht snel daarna vertrekken.
‘Mevrouw Lips, komt u maar!’ klonk de montere stem van de tandarts-assistente door de wachtkamer. De oude dame herkende haar naam en probeerde met haar rolstoel te manoevreren. Daartoe was de wachtruimte te klein, en mevrouw te onhandig. Temeer daar ze met één hand haar tas stevig tegen zich aangedrukt moest houden. Maar ze kreeg hulp en verdween achter de deur.

donderdag 19 april 2012

Zomerstop

Het is weer april en dan begin ik al langzaam te denken aan de naderende zomerstop op de televisie.
Echter, de zomerstop van de televisie bestaat niet meer, moet ik opnieuw concluderen. Dat is al een aantal jaren zo. We zien namelijk in de zomer dezelfde prul als in de rest van het jaar. En steeds dezelfde gezichten. Twaalf maanden lang Carlo, Irene, Gordon en Joling. Teveel van het slechte.

De zomerstop op TV was vroeger iets waar je vaak in april al tegenop zag. Als kind betekende dit namelijk ruim twee maanden afzien. Al je favoriete programma’s werden zonder pardon van de buis gehaald en jou restte niets dan twee maanden lang buiten spelen, jezelf vermaken met Lego of een boek of naar het zwembad gaan. Je had toch niets beters te doen.

Het is vreemd, maar als ik terugkijk leken de zomers vroeger eindeloos lang. In mijn herinnering was het vroeger altijd warm, waren de ijsjes zoet en de meisjes lief.
Als er al iets op televisie was, was het een herhaling van een Zweedse jeugdserie of een Duitse film.

Tegenwoordig is er dus geen zomerstop meer, het is afgeschaft. Dit is een bewuste keuze van de diverse omroepen omdat de concurrentie en daarmee de belangen veel te groot zijn geworden. Het draait sinds de komst van ‘De Commerciëlen’ louter om marktaandeel, ook in de zomer geldt het recht van degene die de meeste kijkers weet te trekken.
Dus doen de ruim twintig op Nederland georiënteerde zenders hun uiterste best zoveel mogelijk uit te zenden. Series, films, reportages, talkshows, tekenfilms en soft porno: men vraagt niet, wij draaien toch, zo luidt het motto.

Was televisie vroeger dan per definitie beter? Nee, dat niet. Maar twee maanden geen tv werkt als honger op rauwe bonen, alles wat je daarna te zien krijgt lijkt grappig en vernieuwend. Na een lange tv-loze zomer keek je maar al te graag naar Rons Honeymoon Quiz, Henny Huismans Soundmixshow en Avro’s Service Salon met Catherine Keyl. Sinds de komst van dertien nieuwe zenders en de afschaffing van de Zomerstop zijn dergelijke gezichten zo aan ons opgedrongen dat ze alleen nog maar een braakneiging veroorzaken.

Een ander probleem waar we mee te maken hebben is dat de zomerstop werd gebruikt om nieuwe talenten te testen en nieuwe formats te ontwikkelen. Twee maanden lang werden gezichten en programma’s getest en als het aansloeg mochten ze blijven. Sloeg het niet aan, geen probleem, er keek toch geen hond. Maar omdat alles nu direct moet scoren vanwege het marktaandeel krijgen presentatoren en hun programma’s slechts twee weken de kans om zich te bewijzen. Daarna wordt de stekker eruit getrokken.

En wat krijg je dus? Zenders die op safe spelen en alleen gaan voor bewezen successen. Daarom hebben we nu dertien programma’s over auto’s op de snelweg, 39 programma’s over koken in binnen- én buitenland en 128 programma’s over lifestyle en metamorfoses. En er is zoveel te zien, we hebben niet eens meer door of het een nieuw programma is of een herhaling. En als het al een herhaling is hebben we het waarschijnlijk de eerste keer toch niet gezien.

Daarom moet de Zomerstop weer terug! Niet volgende week, niet morgen maar vandaag nog. De omroepen moeten hun programmering schoonvegen met bulldozers, de zender moet van twaalf uur ’s nachts tot vijf uur in de middag op testbeeld en de medewerkers moeten weer gewoon talent hebben om te presenteren.

In mijn kinderlijke onschuld en naïviteit denk ik dat alleen met een Zomerstop de Nederlandse televisie weer leuk kan worden. Dat we dan weer massaal hunkeren naar programma’s van Linda de Mol en Andries Knevel. Maar diep in mijn hart weet ik dat de zomerstop alleen nog maar nostalgie is, een schim uit een ver verleden. Het afschaffen van de zomerstop heeft voorgoed onze fijne televisieavonden verpest.


vrijdag 23 maart 2012

Zomaar

Boerka zoekt vrouw


Een uitstekende aansteker


Gevulde doperwten; we kunnen het niet gemakkelijker maken, wel lekkerder.


donderdag 15 maart 2012

Roken

Een paar weken geleden werd via de media bekend gemaakt dat het aantal rokers in Nederland afneemt. Mooi.
Aan dit nieuws dacht ik terug terwijl ik vanochtend op de bus stond te wachten.
Er kwam een kleine, magere vrouw aanlopen die in de zestig moest zijn, maar vastbesloten was dit gegeven in alle opzichten te negeren. Ze droeg een veelkleurig gestreepte rok, glitterpanty, hoge zwarte laarzen, een kort, wit bontjasje, blonde manen en een gezicht waar niets aan het toeval was gelaten: wenkbrauwen, neus, lippen, alles had ze met behulp van de cosmetische industrie naar eigen goeddunken opnieuw vormgegeven. Kortom, een type die je zelden door Almere ziet lopen.
Alleen op haar bovenlip had ze het onder rooksters beruchte ‘plooirokje’ van uitwaaierende rimpels niet kunnen verhullen. Ja, ze rookte. En hoe. Ze inhaleerde elke trek diep, hield de rook stevig vast in de longen, hoestte en liet vervolgens grote wolken ontsnappen uit elke lichaamsopening die daarvoor in aanmerking kwam. Daarna nam ze onmiddellijk nog een trek. Toen de sigaret op was, trapte ze hem uit met haar laars en stak meteen een nieuwe op.
De bus was in geen velden of wegen te bekennen.
Nu kwam er een jongeman aanlopen. In zijn ene hand had hij een opgevouwen Volkskrant en met de andere hield hij een circa 6-jarig jongetje bij de schouder. Het jongentje keek met open mond van verbazing naar de woeste rookpluimen die uit de vrouw opstegen. Ze zag het en knipoogde naar het kind, dat daaruit voldoende moed putte om hardop te zeggen: ‘Roken is toch slécht voor je…’ Zijn vader maakte aanstalten om het kind iets vermanends toe te voegen, maar de vrouw begon te lachen. Een schorre lach die eindigde in een hoestbui. ‘Ik ben al ziek’, zei ze terwijl ze de vader aankeek. ‘En ik word niet meer beter, dus….’ Ze haalde haar magere schouders op, wierp haar peukje op de grond en trapte het uit. Zowel het jongetje als de vader zweeg. Het jongetje omdat zijn aandacht inmiddels werd getrokken door ander kinderen, die naar het aan de overkant gelegen zwembad liepen. En de vader omdat hij niet wist wat hij moest zeggen.
Daar was de bus.

zaterdag 3 maart 2012

Korte sfeerimpressie van een marktdag in een oude volkswijk

In de oude wijk vindt je de markt op het parkeerterrein ter hoogte van de fietsenstalling vlakbij de uitgang van het terrein. Op deze markt staan hoofdzakelijk food-kramen. Het aanbod bestaat uit aardappelen, groente, fruit, vleeswaren, kip, vlees, brood en kaas.
De kramen staan in een rechthoek opgesteld zodat je gemakkelijk bij de kramen langs kunt lopen over een breed pad. Ook voor klanten die wat moeilijker ter been zijn is deze markt prima te bereiken. Parkeerruimte is er volop en vlakbij de hand en ook de bus stopt op een steenworp afstand.
Op de woensdagochtend is het normaliter een drukte van belang, vanwege die markt. Maar vandaag waaide het 's ochtends zo hard dat veel handelaren niet op kwamen dagen. Toch stonden er nog wel een paar kramen op het plein: twee viskramen, een bloemenstal, een kraam vol goedkope jeans. Ook verderop in de straat stonden hier en daar kramen. Maar er was nauwelijks publiek.
De harde wind die 's ochtends door de oude volkswijk had gewaaid, is inmiddels  gaan liggen, maar toch is het duidelijk maart. Af en toe regent het even en dan schijnt de zon weer en is het bovendien koud.
Ik maak een rondje over het plein, langs Surinaamse toko's, een Turkse fietsenwinkel annex tapijthandel, een Kruidvat, een Latijns-Amerikaanse muziekwinkel, een paar kroegen. De twee viskramen maakten dat er een doordringende vislucht op het plein hing. Meeuwen maakten af en toe krijsend een rondje boven de kramen. In het café De Knoest zaten mannen met inderdaad knoestige gezichten te roken en bier te drinken. Achter de bar stond een vrouw in een trainingspak. Voor de deur stond een man op een grote, staande bas te spelen. Met zijn voet bediende hij een tamboerijn. Een hond lag op een deken te slapen.
Op een hoek werd de aandacht getrokken door het uithangbord van Verdonk's Seafood - een viswinkel gespecialiseerd in de meest exotische vissen, diepgevroren en slordig opgestapeld in ijskoude kisten. Een compleet vak lag vol met enorme, blauwe kreeften. Een Afrikaanse man met een wollen muts op probeerde een zak mosselen te kopen. Maar hij wist niet hoe hij die moest bereiden, en de vrouw achter de toonbank sprak geen Frans. Vervolgens bleek de Afrikaan wel een handvol Nederlands te spreken. Hij wees op de zak mosselen. 'Ik zie mensen op televisie dat eten,' zei hij hakkelend, 'en ik denk: dat wil ik ook'. Hij lachte uitbundig. Vanavond was het zover, en ging hij voor het eerst Zeeuwse mosselen eten. De vrouw vertelde hem snel dat hij ook twee glazen witte wijn bij het kookwater moest gooien. 'Ik meteen wijn kopen,' riep hij uit.
Het begon plotseling verschrikkelijk te hagelen, zo hard dat het volledige grote plein even wit kleurde. Zo plotseling als het begon, zo snel was het ook weer droog. 

zondag 26 februari 2012

Tiemen Groen


Dit weekend is het nieuwe wielerseizoen begonnen. En om alvast in de stemming te komen, heb ik de afgelopen dagen wat lectuur en literatuur doorgebladerd en kwam zo ook de naam van Tiemen Groen weer eens tegen. 

Hij was een raar fenomeen, deze Friese wielrenner uit Follega, die op 18-jarige leeftijd al wereldkampioen werd op de baan-achtervolging.
Op jonge leeftijd (22) ook weer gestopt en handelaar in antiek geworden en geëmigreerd naar Zuid Afrika.

Hij kon vreselijk hard fietsen. Hij kon niet leven in een groep. Zelfs kon hij niet hardfietsen in en met een groep. Reed hij daarom als wielrenner het liefst alleen, en dan bij voorkeur ver voorop of op de achtervolging?

Hij kwam in 1964 op een zonnige dag naar het Olympisch Stadion in Amsterdam om er mee te doen aan het Nederlandse kampioenschap achtervolging voor amateurs. Op een inderhaast in elkaar gezette baanfiets verpulverde hij direct het baanrecord en de legende was geboren.
’s Avonds zaten er 30.000 man op de tribune om de verrichtingen van de piepjonge Fries met eigen ogen te zien. Hij werd kampioen, een paar maanden later ook wereldkampioen en dat herhaalde hij nog drie keer, waarvan de laatste keer in 1967 bij de professionals.

Ik las in een interview: 'Neem mijn reservefietsen, al die wielen, al de spullen gerust mee, zei ik. Ik ging me douchen, heb nog met de jongens meegegeten, spoorde mijn auto op en reed rechtuit-rechtaan naar tante Antje in Heiloo. Ik had een sleutel, ik trof ze aan in bed. Met de fietserij is het afgelopen, zei ik.'

Hij was net zo snel verdwenen als dat hij gekomen was.

Tiemen Groen woont tegenwoordig in 'het Wassenaar van de Westkaap' (Zuid-Afrika), waar hij alleen in een villa woont. Gestopt met een lucratieve carrière als antiquair zoals hij eerder met het fietsen stopte.

De Friese nuchterheid heeft hij echter nooit verloren. Nog altijd kruipt hij moeiteloos in de huid van de zwijger.

‘Hoe ging het?’ ‘Oh, goed.’
‘Was je bang?’ ‘Och nee.’
‘Hoe voel je je?’ ‘Ja, gelukkig hè.’

Boodschap

Hij scheet
op bril en pot,
schrok zich rot
en zag geen reet.





zaterdag 25 februari 2012

Lente verlangens

In de zomer weet ik
geen raad met
boerenkool met worst

In de herfst heb ik
moeite met
knoppen en bikini’s

In de winter zie ik
op tegen
aardbeien en sandalen

Maar in de lente kan
ik dromen
in het groene gras

En alles komt goed
zoals het
hoort en vroeger was.

donderdag 23 februari 2012

Gedicht voor haar

Ik plaats de woorden hier en daar
maar waar ik ze ook zet
het blijven woorden naast elkaar
en zijn niet ‘je van het’.

Toch heb ik dit voor jou geschreven
en als groet aan jou bedacht
in de hoop dat je heel even
of iets langer naar me lacht.

dinsdag 21 februari 2012

Mijnheer Appelbodem

Mijnheer Appelbodem gaat vandaag met pensioen en daarom wordt hem een afscheidsfeestje aangeboden door zijn werkgever.

Zo’n veertig jaar heeft mijnheer Appelbodem zich voor het bedrijf ingezet. Dat is lang.
Al die tijd ging hij snel en opgewekt op zijn fiets naar het werk. En snelheid, daar ging het om. In de loop der jaren is die snelheid weliswaar wat verminderd, maar toch, tot op het laatst ging mijnheer Appelbodem zo opgewekt mogelijk elke dag zijn huis uit. Hij heeft de fiets nooit aan de wilgen gehangen. En na vandaag gaat hij die fiets voor andere doeleinden gebruiken. Samen met zijn vrouw erop uit trekken, de lanen in, de paden op.

Mijnheer Appelbodem is een aimabel man. Met hem kun je praten, hij luistert en denkt door, geeft zijn mening en dan is het weer de beurt aan de ander. En zo gaat het. Na verloop van tijd kun je twee dingen doen: of verder in discussie gaan, of van onderwerp veranderen. Meestal gebeurt het laatste, maar als er zo snel niets anders is om over te praten, dan zit je wat zwijgend bij elkaar. Mijnheer Appelbodem is ook een man waar je prima naast kunt zitten zonder iets te zeggen. Het mooiste is dat hij dan zelf ook niets zegt. Dat kom je niet vaak tegen. Meestal is het zo dat iemand als een kip zonder kop begint te kakelen als je een tijdje je mond houdt. Mijnheer Appelbodem niet. Hij zwijgt. En kijkt je aan met een guitig gezicht.

Mijnheer Appelbodem staat dus vandaag in het middelpunt van een feestje. Een groot nadeel daarvan is dat je moeilijk je eigen feestje kunt ontvluchten. Je moet je aandacht erbij houden als de notabelen spreken, ook als je liever elders bent, maar voor mijnheer Appelbodem is dat geen probleem.

Hij voelt zich eigenlijk zoals hij er uit ziet: weliswaar oud, maar nog lang niet aftands.

Na afloop van de avond lacht hij even, een klein monkelend lachje, voor zichzelf. Dan staat hij op en loopt naar zijn fiets, die iets verderop aan een lantarenpaal staat vastgebonden. Een keurige, sportieve herenfiets.
Mijnheer Appelbodem bindt zijn attachékoffertje achterop vast, stapt op en peddelt weg.


donderdag 9 februari 2012

Kraken

Het vriest dat het kraakt.
Ook ik kraak
Elke ochtend
als ik uit bed stap.         




IJspret

Voor mijn huis aan een waterplas is het doorgaans rustig, maar tijdens deze winterperiode hebben de mensen pret, ijspret. Op het ijs ontrollen zich in rap tempo oud-Hollandse winterbeelden, zelfs in een moderne stad als Almere. Een kogelrond ingepakte, blozende baby die kraaiend van pret wordt voortgetrokken op een slee. Een bejaard maar nog steeds verliefd stel dat stijf gearmd rondzwiert op antieke, krullerige Friese doorlopers. Een hond met sokjes aan die beurtelings luid blaft en proestend in de sneeuw hapt. Kleuters, wankel op de enkels achter een oude keukenstoel, tussen de rondflitsende jongetjes. Dat éne pikzwarte meisje met felle ogen, dat iedereen eruitschaatst.
Achter me staat een man, type geslaagde randstedelijke dertiger, naast een dito vrouw gretig in een broodje rosbief te bijten. Tussen twee happen sist hij tegen zijn metgezel: ‘Ha, eindelijk gebéurt er hier eens wat!’ Er klinkt een onuitroeibare zucht naar avontuur.
Ondertussen gaat de pret door en komen er meer mensen naar het ijs. Met goed passende en geslepen schaatsen. Alleen nog even aantrekken, wollen wanten aan, muts op, sjaal om en rijden maar. Als in een poederreclame, de ijspret tegemoet.  

woensdag 1 februari 2012

Kleurkrijt

Hij stond zwaar in het krijt
en klaagde z'n nood.

Al het witte ten spijt
stond hij hartstikke rood.

zondag 22 januari 2012

Euro of geen euro

We leven in een onzekere tijd, euro of geen euro. Dat is de vraag. Zal de euro verdwijnen? Ik ben inmiddels gewend geraakt aan de euro als aan het weer, een van de weinige zekerheden in mijn leven. Het is er altijd.
Van de week voorspelde het weerbericht ‘pittige buien’. Daar valt mee te leven. Het kost me waarschijnlijk een paraplu, maar voor tien euro heb ik een nieuwe. Maar wat als het weerbericht zegt: binnenkort geen weer meer? Dan sta je toch raar te kijken. Wat komt er voor het weer in de plaats? Zonder iets als het weer kan het niet. Had ik maar weer gespaard, toen er nog volop weer voorhanden was.
Moet ik nu euro’s sparen? De inhoud van de banken zal ook waardeloos worden, dus heeft sparen weinig zin.
Komt de gulden heel misschien terug? Zal God weer met ons zijn?
Nee, ik wil er eigenlijk niet te lang bij stilstaan. Ik word gek als ik te lang aan geld denk. Denken over geld brengt slechts chaos in mijn brein aan. Economisch denken is niet aan mij toevertrouwd.
Nu mijn euro nog iets waard is, ga ik het maar zoveel mogelijk uitgeven aan boeken, muziek, en lekker eten. Het houdt me bezig.
Misschien knabbel ik dan toch nog eens gestaag mijn weg omhoog naar de top van de economie.